occuperen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van occuperen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | occuperen | te occuperen | ||||||||
toekomend | zullen occuperen | te zullen occuperen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geoccupeerd | te hebben geoccupeerd | ||||||||
toekomend | geoccupeerd zullen hebben | geoccupeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
occuperend | geoccupeerd | ev. occupeer |
mv. verouderd occupeert |
occupere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | occupeer | occupeert | occupeert | occupeert | occupeert | occuperen | occuperen | occuperen | |||
verleden (o.v.t.) | occupeerde | occupeerde | occupeerde | occupeerde | occupeerde | occupeerden | occupeerden | occupeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal occuperen | zult/zal occuperen | zult/zal occuperen | zult occuperen | zal occuperen | zullen occuperen | zullen occuperen | zullen occuperen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou occuperen | zou occuperen | zou(dt) occuperen | zoudt occuperen | zou occuperen | zouden occuperen | zouden occuperen | zouden occuperen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geoccupeerd | hebt geoccupeerd | hebt/heeft geoccupeerd | hebt geoccupeerd | heeft geoccupeerd | hebben geoccupeerd | hebben geoccupeerd | hebben geoccupeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geoccupeerd | had geoccupeerd | had geoccupeerd | hadt geoccupeerd | had geoccupeerd | hadden geoccupeerd | hadden geoccupeerd | hadden geoccupeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geoccupeerd hebben | zal/zult geoccupeerd hebben | zult/zal geoccupeerd hebben | zult geoccupeerd hebben | zal geoccupeerd hebben | zullen geoccupeerd hebben | zullen geoccupeerd hebben | zullen geoccupeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geoccupeerd hebben | zou geoccupeerd hebben | zou/zoudt geoccupeerd hebben | zoudt geoccupeerd hebben | zou geoccupeerd hebben | zouden geoccupeerd hebben | zouden geoccupeerd hebben | zouden geoccupeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geoccupeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geoccupeerd | er is geoccupeerd | |||||||||
verleden | er werd geoccupeerd | er was geoccupeerd | |||||||||
toekomend | er zal geoccupeerd worden | er zal geoccupeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geoccupeerd worden | er zou geoccupeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geoccupeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geoccupeerd worden | geoccupeerd te worden | ||||||||
toekomend | geoccupeerd zullen worden | geoccupeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geoccupeerd zijn | geoccupeerd te zijn | ||||||||
toekomend | geoccupeerd zullen zijn | geoccupeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geoccupeerd | wordt geoccupeerd | wordt geoccupeerd | wordt geoccupeerd | wordt geoccupeerd | worden geoccupeerd | worden geoccupeerd | worden geoccupeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geoccupeerd | werd geoccupeerd | werd geoccupeerd | werdt geoccupeerd | werd geoccupeerd | werden geoccupeerd | werden geoccupeerd | werden geoccupeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geoccupeerd worden | zult geoccupeerd worden | zult geoccupeerd worden | zult geoccupeerd worden | zal geoccupeerd worden | zullen geoccupeerd worden | zullen geoccupeerd worden | zullen geoccupeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geoccupeerd worden | zou geoccupeerd worden | zou/zoudt geoccupeerd worden | zoudt geoccupeerd worden | zou geoccupeerd worden | zouden geoccupeerd worden | zouden geoccupeerd worden | zouden geoccupeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geoccupeerd | bent geoccupeerd | bent/is geoccupeerd | zijt geoccupeerd | is geoccupeerd | zijn geoccupeerd | zijn geoccupeerd | zijn geoccupeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geoccupeerd | was geoccupeerd | was geoccupeerd | waart geoccupeerd | was geoccupeerd | waren geoccupeerd | waren geoccupeerd | waren geoccupeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geoccupeerd zijn | zult geoccupeerd zijn | zult geoccupeerd zijn | zult geoccupeerd zijn | zal geoccupeerd zijn | zullen geoccupeerd zijn | zullen geoccupeerd zijn | zullen geoccupeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geoccupeerd zijn | zou geoccupeerd zijn | zou/zoudt geoccupeerd zijn | zoudt geoccupeerd zijn | zou geoccupeerd zijn | zouden geoccupeerd zijn | zouden geoccupeerd zijn | zouden geoccupeerd zijn |