fretten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van fretten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		fretten			te fretten
	toekomend		zullen fretten			te zullen fretten
voltooid	tegenwoordig		hebben gefret			te hebben gefret
	toekomend		gefret zullen hebben			gefret te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	frettend		gefret			ev. fret	mv. verouderd fret	frette
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	fret	fret	fret	fret	fret	fretten	fretten	fretten
verleden (o.v.t.)	frette	frette	frette	frette	frette	fretten	fretten	fretten
toekomend (o.t.t.t.)	zal fretten	zult/zal fretten	zult/zal fretten	zult fretten	zal fretten	zullen fretten	zullen fretten	zullen fretten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou fretten	zou fretten	zou(dt) fretten	zoudt fretten	zou fretten	zouden fretten	zouden fretten	zouden fretten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gefret	hebt gefret	hebt/heeft gefret	hebt gefret	heeft gefret	hebben gefret	hebben gefret	hebben gefret
verleden (v.v.t.)	had gefret	had gefret	had gefret	hadt gefret	had gefret	hadden gefret	hadden gefret	hadden gefret
toekomend (v.t.t.t.)	zal gefret hebben	zal/zult gefret hebben	zult/zal gefret hebben	zult gefret hebben	zal gefret hebben	zullen gefret hebben	zullen gefret hebben	zullen gefret hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gefret hebben	zou gefret hebben	zou/zoudt gefret hebben	zoudt gefret hebben	zou gefret hebben	zouden gefret hebben	zouden gefret hebben	zouden gefret hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gefret worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gefret				er is gefret
verleden	er werd gefret				er was gefret
toekomend	er zal gefret worden				er zal gefret zijn
voorwaardelijk	er zou gefret worden				er zou gefret zijn