ejaculeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van ejaculeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ejaculeren			te ejaculeren
	toekomend		zullen ejaculeren			te zullen ejaculeren
voltooid	tegenwoordig		hebben geëjaculeerd			te hebben geëjaculeerd
	toekomend		geëjaculeerd zullen hebben			geëjaculeerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	ejaculerend		geëjaculeerd			ev. ejaculeer	mv. verouderd ejaculeert	ejaculere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	ejaculeer	ejaculeert	ejaculeert	ejaculeert	ejaculeert	ejaculeren	ejaculeren	ejaculeren
verleden (o.v.t.)	ejaculeerde	ejaculeerde	ejaculeerde	ejaculeerde	ejaculeerde	ejaculeerden	ejaculeerden	ejaculeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal ejaculeren	zult/zal ejaculeren	zult/zal ejaculeren	zult ejaculeren	zal ejaculeren	zullen ejaculeren	zullen ejaculeren	zullen ejaculeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ejaculeren	zou ejaculeren	zou(dt) ejaculeren	zoudt ejaculeren	zou ejaculeren	zouden ejaculeren	zouden ejaculeren	zouden ejaculeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geëjaculeerd	hebt geëjaculeerd	hebt/heeft geëjaculeerd	hebt geëjaculeerd	heeft geëjaculeerd	hebben geëjaculeerd	hebben geëjaculeerd	hebben geëjaculeerd
verleden (v.v.t.)	had geëjaculeerd	had geëjaculeerd	had geëjaculeerd	hadt geëjaculeerd	had geëjaculeerd	hadden geëjaculeerd	hadden geëjaculeerd	hadden geëjaculeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geëjaculeerd hebben	zal/zult geëjaculeerd hebben	zult/zal geëjaculeerd hebben	zult geëjaculeerd hebben	zal geëjaculeerd hebben	zullen geëjaculeerd hebben	zullen geëjaculeerd hebben	zullen geëjaculeerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geëjaculeerd hebben	zou geëjaculeerd hebben	zou/zoudt geëjaculeerd hebben	zoudt geëjaculeerd hebben	zou geëjaculeerd hebben	zouden geëjaculeerd hebben	zouden geëjaculeerd hebben	zouden geëjaculeerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geëjaculeerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geëjaculeerd				er is geëjaculeerd
verleden	er werd geëjaculeerd				er was geëjaculeerd
toekomend	er zal geëjaculeerd worden				er zal geëjaculeerd zijn
voorwaardelijk	er zou geëjaculeerd worden				er zou geëjaculeerd zijn