dubbelslaan/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dubbelslaan | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dubbelslaan | dubbel te slaan | ||||||||
toekomend | zullen dubbelslaan dubbel zullen slaan |
te zullen dubbelslaan dubbel te zullen slaan | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben dubbelgeslagen | te hebben dubbelgeslagen | ||||||||
toekomend | dubbelgeslagen zullen hebben | dubbelgeslagen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dubbelslaand | dubbelgeslagen | ev. sla dubbel |
mv. verouderd slaat dubbel |
sla dubbel (bijzin) dubbelsla | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | sla dubbel | slaat dubbel | slaat dubbel | slaat dubbel | slaat dubbel | slaan dubbel | slaan dubbel | slaan dubbel | |||
verleden (o.v.t.) | sloeg dubbel | sloeg dubbel | sloeg dubbel | sloeg dubbel | sloeg dubbel | sloegen dubbel | sloegen dubbel | sloegen dubbel | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dubbelslaan | zult/zal dubbelslaan | zult/zal dubbelslaan | zult dubbelslaan | zal dubbelslaan | zullen dubbelslaan | zullen dubbelslaan | zullen dubbelslaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dubbelslaan | zou dubbelslaan | zou(dt) dubbelslaan | zoudt dubbelslaan | zou dubbelslaan | zouden dubbelslaan | zouden dubbelslaan | zouden dubbelslaan | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | dubbelsla | dubbelslaat | dubbelslaat | dubbelslaat | dubbelslaat | dubbelslaan | dubbelslaan | dubbelslaan | |||
verleden (o.v.t.) | dubbelsloeg | dubbelsloeg | dubbelsloeg | dubbelsloeg | dubbelsloeg | dubbelsloegen | dubbelsloegen | dubbelsloegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dubbelslaan dubbel zal slaan |
zult/zal dubbelslaan dubbel zult/zal slaan |
zult/zal dubbelslaan dubbel zult/zal slaan |
zult dubbelslaan dubbel zult slaan |
zal dubbelslaan dubbel zal slaan |
zullen dubbelslaan dubbel zullen slaan |
zullen dubbelslaan dubbel zullen slaan |
zullen dubbelslaan dubbel zullen slaan | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dubbelslaan dubbel zou slaan |
zou dubbelslaan dubbel zou slaan |
zou(dt) dubbelslaan dubbel zou(dt) slaan |
zoudt dubbelslaan dubbel zoudt slaan |
zou dubbelslaan dubbel zou slaan |
zouden dubbelslaan dubbel zouden slaan |
zouden dubbelslaan dubbel zouden slaan |
zouden dubbelslaan dubbel zouden slaan | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb dubbelgeslagen | hebt dubbelgeslagen | hebt/heeft dubbelgeslagen | hebt dubbelgeslagen | heeft dubbelgeslagen | hebben dubbelgeslagen | hebben dubbelgeslagen | hebben dubbelgeslagen | |||
verleden (v.v.t.) | had dubbelgeslagen | had dubbelgeslagen | had dubbelgeslagen | hadt dubbelgeslagen | had dubbelgeslagen | hadden dubbelgeslagen | hadden dubbelgeslagen | hadden dubbelgeslagen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal dubbelgeslagen hebben | zal/zult dubbelgeslagen hebben | zult/zal dubbelgeslagen hebben | zult dubbelgeslagen hebben | zal dubbelgeslagen hebben | zullen dubbelgeslagen hebben | zullen dubbelgeslagen hebben | zullen dubbelgeslagen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou dubbelgeslagen hebben | zou dubbelgeslagen hebben | zou/zoudt dubbelgeslagen hebben | zoudt dubbelgeslagen hebben | zou dubbelgeslagen hebben | zouden dubbelgeslagen hebben | zouden dubbelgeslagen hebben | zouden dubbelgeslagen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm dubbelgeslagen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt dubbelgeslagen | er is dubbelgeslagen | |||||||||
verleden | er werd dubbelgeslagen | er was dubbelgeslagen | |||||||||
toekomend | er zal dubbelgeslagen worden | er zal dubbelgeslagen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou dubbelgeslagen worden | er zou dubbelgeslagen zijn | |||||||||
lijdende vorm dubbelgeslagen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dubbelgeslagen worden | dubbelgeslagen te worden | ||||||||
toekomend | dubbelgeslagen zullen worden | dubbelgeslagen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | dubbelgeslagen zijn | dubbelgeslagen te zijn | ||||||||
toekomend | dubbelgeslagen zullen zijn | dubbelgeslagen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word dubbelgeslagen | wordt dubbelgeslagen | wordt dubbelgeslagen | wordt dubbelgeslagen | wordt dubbelgeslagen | worden dubbelgeslagen | worden dubbelgeslagen | worden dubbelgeslagen | |||
verleden (o.v.t.) | werd dubbelgeslagen | werd dubbelgeslagen | werd dubbelgeslagen | werdt dubbelgeslagen | werd dubbelgeslagen | werden dubbelgeslagen | werden dubbelgeslagen | werden dubbelgeslagen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dubbelgeslagen worden | zult dubbelgeslagen worden | zult dubbelgeslagen worden | zult dubbelgeslagen worden | zal dubbelgeslagen worden | zullen dubbelgeslagen worden | zullen dubbelgeslagen worden | zullen dubbelgeslagen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dubbelgeslagen worden | zou dubbelgeslagen worden | zou/zoudt dubbelgeslagen worden | zoudt dubbelgeslagen worden | zou dubbelgeslagen worden | zouden dubbelgeslagen worden | zouden dubbelgeslagen worden | zouden dubbelgeslagen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben dubbelgeslagen | bent dubbelgeslagen | bent/is dubbelgeslagen | zijt dubbelgeslagen | is dubbelgeslagen | zijn dubbelgeslagen | zijn dubbelgeslagen | zijn dubbelgeslagen | |||
verleden (v.v.t.) | was dubbelgeslagen | was dubbelgeslagen | was dubbelgeslagen | waart dubbelgeslagen | was dubbelgeslagen | waren dubbelgeslagen | waren dubbelgeslagen | waren dubbelgeslagen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal dubbelgeslagen zijn | zult dubbelgeslagen zijn | zult dubbelgeslagen zijn | zult dubbelgeslagen zijn | zal dubbelgeslagen zijn | zullen dubbelgeslagen zijn | zullen dubbelgeslagen zijn | zullen dubbelgeslagen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou dubbelgeslagen zijn | zou dubbelgeslagen zijn | zou/zoudt dubbelgeslagen zijn | zoudt dubbelgeslagen zijn | zou dubbelgeslagen zijn | zouden dubbelgeslagen zijn | zouden dubbelgeslagen zijn | zouden dubbelgeslagen zijn |