bekanen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van bekanen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		bekanen			te bekanen
	toekomend		zullen bekanen			te zullen bekanen
voltooid	tegenwoordig		zijn bekaand			te zijn bekaand
	toekomend		bekaand zullen zijn			bekaand te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	bekanend		bekaand			ev. bekaan	mv. verouderd bekaant	bekane
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	bekaan	bekaant	bekaant	bekaant	bekaant	bekanen	bekanen	bekanen
verleden (o.v.t.)	bekaande	bekaande	bekaande	bekaande	bekaande	bekaanden	bekaanden	bekaanden
toekomend (o.t.t.t.)	zal bekanen	zult/zal bekanen	zult/zal bekanen	zult bekanen	zal bekanen	zullen bekanen	zullen bekanen	zullen bekanen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bekanen	zou bekanen	zou(dt) bekanen	zoudt bekanen	zou bekanen	zouden bekanen	zouden bekanen	zouden bekanen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben bekaand	bent bekaand	bent/is bekaand	zijt bekaand	is bekaand	zijn bekaand	zijn bekaand	zijn bekaand
verleden (v.v.t.)	was bekaand	was bekaand	was bekaand	waart bekaand	was bekaand	waren bekaand	waren bekaand	waren bekaand
toekomend (v.t.t.t.)	zal bekaand zijn	zal/zult bekaand zijn	zult/zal bekaand zijn	zult bekaand zijn	zal bekaand zijn	zullen bekaand zijn	zullen bekaand zijn	zullen bekaand zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou bekaand zijn	zou bekaand zijn	zou/zoudt bekaand zijn	zoudt bekaand zijn	zou bekaand zijn	zouden bekaand zijn	zouden bekaand zijn	zouden bekaand zijn