bekampen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van bekampen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		bekampen			te bekampen
	toekomend		zullen bekampen			te zullen bekampen
voltooid	tegenwoordig		hebben bekampt			te hebben bekampt
	toekomend		bekampt zullen hebben			bekampt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	bekampend		bekampt			ev. bekamp	mv. verouderd bekampt	bekampe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	bekamp	bekampt	bekampt	bekampt	bekampt	bekampen	bekampen	bekampen
verleden (o.v.t.)	bekampte	bekampte	bekampte	bekampte	bekampte	bekampten	bekampten	bekampten
toekomend (o.t.t.t.)	zal bekampen	zult/zal bekampen	zult/zal bekampen	zult bekampen	zal bekampen	zullen bekampen	zullen bekampen	zullen bekampen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bekampen	zou bekampen	zou(dt) bekampen	zoudt bekampen	zou bekampen	zouden bekampen	zouden bekampen	zouden bekampen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb bekampt	hebt bekampt	hebt/heeft bekampt	hebt bekampt	heeft bekampt	hebben bekampt	hebben bekampt	hebben bekampt
verleden (v.v.t.)	had bekampt	had bekampt	had bekampt	hadt bekampt	had bekampt	hadden bekampt	hadden bekampt	hadden bekampt
toekomend (v.t.t.t.)	zal bekampt hebben	zal/zult bekampt hebben	zult/zal bekampt hebben	zult bekampt hebben	zal bekampt hebben	zullen bekampt hebben	zullen bekampt hebben	zullen bekampt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou bekampt hebben	zou bekampt hebben	zou/zoudt bekampt hebben	zoudt bekampt hebben	zou bekampt hebben	zouden bekampt hebben	zouden bekampt hebben	zouden bekampt hebben