zuurpruim
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zuur·pruim
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zuur bn en pruim zn , in de betekenis van ‘onvriendelijk mens’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1924 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuurpruim | zuurpruimen |
verkleinwoord | zuurpruimpje | zuurpruimpjes |
Zelfstandig naamwoord
- onvriendelijk, nors persoon die vooral de negatieve kant van situaties ziet
- ▸ Ouderwets heldendom staat voorop en slechts de grootste zuurpruim valt er nog over dat dit brandweerkorps nauwelijks etnische minderheden en al helemaal geen vrouwen telt.[3]
- ▸ Gibney toont een hardvochtige grootindustrieel en hautaine zuurpruim, die tot zijn laatste snik medewerkers afsnauwt en manipuleert, sjoemelt en belastingen ontduikt, vervuilende en uitbuitende Chinese leveranciers kiest en neerkijkt op liefdadigheid.[4]
Gangbaarheid
- Het woord zuurpruim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zuurpruim" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ zuurpruim op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "zuurpruim" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron “Backdraft” (23 maart 2016) op nrc.nl
- ↑
Weblink bron
Coen van Zwol“Het kille hart van een technopaus” (2 december 2015) op nrc.nl - ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %