zuurkoolschaaf
Uiterlijk
- Geluid: zuurkoolschaaf (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzyrkolˌsxaf / (3 lettergrepen)
- zuur·kool·schaaf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuurkoolschaaf | zuurkoolschaven |
verkleinwoord | - | - |
- (kookkunst) (gereedschap) toestel met meerdere messen om wittekool in reepjes te snijden voordat die wordt ingemaakt
- ▸ ⧖ De oude Greunenbach b.v. die ieder jaar bij uw's mama de zuurkool kwam snijen en inmaken, lei dáár altijd thuis - ik zie dien man nòg voor me - een lange, magere vent, met een grijze ringbaard, een blauwe kuitendekker met glimmende knoopen aan en een witgeschuurde houten zuurkoolschaaf - zóó'n groote plank meneer - achter op z'n rug, een zakje met z'n linnen sloof en gereedschap onder z'n arm, een groote, gele stroohoed op.[2]
- Het woord 'zuurkoolschaaf' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Justus van Maurik“Toen ik nog jong was.”, herdruk (1901; origineel 1887), Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, p. 27/28
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Kookkunst in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal