zondagsmis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·dags·mis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zondagsmis zondagsmissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zondagsmisv / m

  1. (religie) religieuze bijeenkomst op zondag
     Hoewel ze gek was op sporten, begon ze ook te zeggen dat ze te moe was om naar turn- of balletles te gaan. Ook de zondagsmis begon ze over te slaan.[2]
     In de Georgiusbasiliek in Almelo is deze zondag de kerststal te zien. Na de gebruikelijke zondagsmis die om tien uur begint, blijft de kerk open voor bezoekers.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Steven Alen
    “Meisje (9) verslaafd aan Fortnite: plaste in broek om door te blijven gamen” (10-06-2018), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Kerststal Georgiuskerk in Almelo is zondag open” (14-12-2018), Tubantia