Naar inhoud springen

zomers

Uit WikiWoordenboek
  • zo·mers
  • Afgeleid van zomer met het achtervoegsel -s

zomers

  1. (verouderd) genitief van zomer

dezomersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zomer
     Nu ziet het er kaal uit. Maar de afgelopen zomers stonden hier zeker tienduizend planten. Ondernemer Mattia Cusani kijkt uit over de beboste heuvels van San Giovanni in Fiore, een dorp in het binnenland van Calabrië. Cusani's geboorteregio loopt al decennialang leeg: gebrek aan economische groei, weinig kansen voor jongeren. En toch is het hem gelukt om hier een succesvol bedrijf op te zetten.[1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zomerszomerserzomerst
verbogen zomersezomerserezomerste
partitief zomerszomersers-

zomers

  1. typerend voor de zomer
    • Zonnebaden aan de kust is een typisch zomerse activiteit. 
  • op z'n zomers gekleed zijn
    • lichte kledij dragen
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 13 april 2025 Weblink bron
    Heleen D'Haens
    “Hennepverbod Italië wekt verbazing: 'net zo gevaarlijk als een kerstomaatje'” (13 april 2025), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be