zomers
Uiterlijk
- zo·mers
zomers
de zomers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zomer
- ▸ Nu ziet het er kaal uit. Maar de afgelopen zomers stonden hier zeker tienduizend planten. Ondernemer Mattia Cusani kijkt uit over de beboste heuvels van San Giovanni in Fiore, een dorp in het binnenland van Calabrië. Cusani's geboorteregio loopt al decennialang leeg: gebrek aan economische groei, weinig kansen voor jongeren. En toch is het hem gelukt om hier een succesvol bedrijf op te zetten.[1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zomers | zomerser | zomerst |
verbogen | zomerse | zomersere | zomerste |
partitief | zomers | zomersers | - |
zomers
- op z'n zomers gekleed zijn
- lichte kledij dragen
- Het woord zomers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zomers" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑
Weblink bron
Heleen D'Haens“Hennepverbod Italië wekt verbazing: 'net zo gevaarlijk als een kerstomaatje'” (13 april 2025), NOS - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -s in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %