zitbad
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zit·bad
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zit ww en bad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zitbad | zitbaden |
verkleinwoord | zitbadje | zitbadjes |
Zelfstandig naamwoord
zitbad o
- korte badkuip waarin men zittend plaatsneemt
- Er was een tweede, kleinere badkamer met een zitbad erin.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord zitbad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zitbad" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be