zitbad
Uiterlijk
- zit·bad
- samenstelling van zit ww en bad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zitbad | zitbaden |
verkleinwoord | zitbadje | zitbadjes |
het zitbad o
- korte badkuip waarin men zittend plaatsneemt
- Er was een tweede, kleinere badkamer met een zitbad erin.
1.
- Het woord zitbad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zitbad" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be