zielenpoot
Uiterlijk
- Geluid: zielenpoot (hulp, bestand)
- zie·len·poot
- samenstelling van ziel en poot met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zielenpoot | zielenpoten |
verkleinwoord |
de zielenpoot m
- iemand die heel zielig is
- Wat is er met zo’n bestuurslid gebeurd? Waar ging het mis? Ik weet ook wel dat alle clubmensen zielenpoten zijn. Maakt niet uit of het om voetbal, hockey of korfbal gaat. Bestuurskamers van amateurclubs worden al eeuwen gevuld met sneuneuzen die zowel op hun werk als thuis niks in te brengen hebben en zich daarom binnen een vereniging moeten laten gelden. Liefst zeven avonden per week. [2]
- Het woord zielenpoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zielenpoot" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Youp van 't Hek 17 februari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be