zaagvis
Uiterlijk
- zaag·vis
- samenstelling van zaag en vis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zaagvis | zaagvissen |
verkleinwoord | zaagvisje | zaagvisjes |
zaagvis m
- Sjabloon:vissen een haaiachtige vis met aan de kop een zaagvormig uitsteeksel
- Die man ging in een meer met zaagvissen zwemmen, wat uiteraard erg gevaarlijk was.
1. een haaiachtige vis met aan de kop een zaagvormig uitsteeksel
- Het woord zaagvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zaagvis" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be