zaagvis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaag·vis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaagvis zaagvissen
verkleinwoord zaagvisje zaagvisjes

Zelfstandig naamwoord

de zaagvism

  1. (kraakbeenvissen) benaming voor haaiachtige vissen met aan de kop een zaagvormig uitsteeksel uit de familie Pristidae op Wikispecies
    • Die man ging in een meer met zaagvissen zwemmen, wat uiteraard erg gevaarlijk was. 
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen