workaholic
Uiterlijk
- Geluid: workaholic (hulp, bestand)
- work·aho·lic
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘die verslaafd is aan zijn werk’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | workaholic | workaholics |
verkleinwoord |
- iemand die verslaafd is aan hard werken en daardoor zichzelf of anderen schaadt
- Evenwicht tussen inspanning en ontspanning houdt je gezond, luidt het credo tegenwoordig. Een sympathisant van deze visie stelt: „Alles draait maar om ambities en de snelste weg om een workaholic te kunnen worden.[3]
- Zonder schroom noemde hij zichzelf een workaholic. „Mijn leven komt na mijn werk, altijd”, zei hij een paar jaar geleden in een blad voor Leidse afgestudeerden. „Ik werk zes dagen per week, ook nog als ik thuis ben.”[4]
1.
- Het woord workaholic staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "workaholic" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "workaholic" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ workaholic op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Telegraaf RENÉ VAN ZWIETEN 24 jan. 2018
- ↑ de Telegraaf 27 dec. 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be