werkslaaf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·slaaf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkslaaf werkslaven
verkleinwoord werkslaafje werkslaafjes

Zelfstandig naamwoord

de werkslaafm

  1. iemand die heel hard moet werken
    • Gisteren kwam mijn vriend aangetuft in zijn Fiat Panda, het onverwoestbare overblijfsel van wat ooit de auto was die door zijn schoonvader als pretmobiel en werkslaaf werd misbruikt. Nog steeds liep het hondje dat vorig jaar vergeefs de koude hand van zijn dode baasje likte achter dat autootje aan. [1] 
    • Elke dag fietst Kaaij naar zijn werk. „Daar krijg ik energie van. Ik voelde me vroeger een werkslaaf: met een koffertje liep ik mee in de stroom mensen. Nu zie ik de stad ontwaken. Heerlijk die ochtendlucht.” [2] 
    • Maar pas toen hij in 1991 begon te werken als softwarespecialist, vond hij het ware onderwerp voor zijn romans: de dagelijkse routine van een werkslaaf. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. De Standaard 22 DECEMBER 2012 OM 03:00 UUR | Thomas Siffer Hard labeur
  2. Reformatorisch Dagblad Gijsbert Bouw 23-12-2009 Carrièreswitcher Kaaij: Ik voelde me vroeger een werkslaaf
  3. De Standaard Le provocateur 08 DECEMBER 2000 OM 00:00 UUR | emily eakin, foto's lise sarfati
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be