winkelbediende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- win·kel·be·dien·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van winkel en bediende
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winkelbediende | winkelbedienden winkelbediendes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) verkoper of verkoopster in een winkel
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord winkelbediende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.