wegenschaaf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Een wegenschaaf in Tsjechië.
Uitspraak
Woordafbreking
  • we·gen·schaaf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wegenschaaf wegenschaven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de wegenschaafv / m

  1. rijdend apparaat dat een onverhard wegdek vlak maakt
     In mei van dit jaar werd de Leppeweg eindelijk verhard. Daar zijn we zeer blij mee, maar aan onze weg gebeurde niets. Nou ja niets, er is een enkele keer een wegenschaaf gekomen om de bovengrond vast te drukken. Maar dat helpt niets, want de tractoren scheuren binnen de kortst mogelijke tijd alles weer los.[1]
     Met acht sneeuwploegen, waaronder twee wegenschaven, is men in de vroegte al begonnen met liet schoonmaken van de wegen en straten.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 augustus 2020 Weblink bron Fam. Grevink aan Eggelmorsweg bijna van buitenwereld afgesneden in: Tubantia, jrg. 99 nr. 258 (3 november 1970), Van der Loeff, Enschede, p.3 kol. 5
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 augustus 2020 Weblink bron Anti-slip: 20 ton zout 120 kub. zand in: Arnhemsche Courant op Wikipedia, jrg. 144 nr. 21544 (26 februari 1958), C.A. Thieme, Arnhem, p.7 kol. 1