wegenschaven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·gen·scha·ven
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de wegenschavenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wegenschaaf
     Met acht sneeuwploegen, waaronder twee wegenschaven, is men in de vroegte al begonnen met liet schoonmaken van de wegen en straten.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 augustus 2020 Weblink bron Anti-slip: 20 ton zout 120 kub. zand in: Arnhemsche Courant op Wikipedia, jrg. 144 nr. 21544 (26 februari 1958), C.A. Thieme, Arnhem, p.7 kol. 1