waterkant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waterkant waterkanten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de waterkantm

  1. daar waar land ophoudt en een water, zoals beek, rivier, meer of kanaal begint
    • We hebben heerlijk een middagje aan de waterkant gezeten. 
     Vanwege de vervroegde avondklok zijn veel winkels op Curaçao niet opengegaan, meldt voorzitter Mahesh Mukhi van ondernemersvereniging Downtown Management Organization (DMO) aan deze site. Een deel van de winkeliers op het eiland heeft uit voorzorg zandzakken voor hun winkels geplaatst, vooral aan de waterkant van de hoofdstad Willemstad.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 29 juni 2022 Weblink bron “Paniek op Curaçao door mogelijk eerdere aankomst tropische storm Bonnie” (29 juni 2022), NU.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be