wasmiddel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • was·mid·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wasmiddel wasmiddelen
verkleinwoord wasmiddeltje wasmiddeltjes

Zelfstandig naamwoord

het wasmiddelo

  1. een middel om de was te reinigen
    • Het belangrijkste bestanddeel van wasmiddel is zeep. 
     Vermoedelijk waren de mooie vloerkleden ook gewassen met groene zeep omdat andere soorten zeep en wasmiddel op rantsoen waren.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord wasmiddel wasmiddels

Zelfstandig naamwoord

wasmiddel o

  1. wasmiddel