warrant
Uiterlijk
- war·rant
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘volmacht’ voor het eerst aangetroffen in 1684 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | warrant | warrants |
verkleinwoord | - | - |
de warrant m
- volmacht
- bewijsstuk van uitvinding -> patent, octrooi
- bewijsstuk voor opgeslagen waren
- (economie) verhandelbaar recht om tegen een vastgestelde koers gedurende een bepaalde periode nieuwe aandelen te kopen, rechtstreeks van de vennootschap (niet via de beurs)
- [4] optie
- Het woord warrant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "warrant" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "warrant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ warrant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 39 %
- Prevalentie Vlaanderen 52 %