vuurt aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuurt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanvuren

vuurt (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvuren
    • Jij vuurt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvuren
    • Hij vuurt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanvuren
    • Vuurt aan! 

Gangbaarheid