vulgariseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vul·ga·ri·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse vulgariser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vulgariseren |
vulgariseerde |
gevulgariseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
vulgariseren
- overgankelijk vulgair maken, platvloers maken, onder het volk brengen
- We moeten de liefde koesteren en niet vulgariseren. [2]
- Hij krijgt vaak het verwijt dat hij de klassieke muziek vulgariseert.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. vulgair maken, platvloers maken, onder het volk brengen
Gangbaarheid
- Het woord vulgariseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vulgariseren" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ vulgariseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -iseren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 69 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %