vulgariseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vul·ga·ri·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
vulgariseren

vulgariseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van vulgariseren
    • Ik vulgariseerde. 
    • Jij vulgariseerde. 
    • Hij, zij, het vulgariseerde.