vuldruk

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vul·druk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vuldruk
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vuldruk m

  1. kracht waarmee men iets volpompt; de druk waarmee iets gevuld wordt
Vertalingen

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be