vrijhandel
Uiterlijk
- Geluid: vrijhandel (hulp, bestand)
- vrij·han·del
- In de betekenis van ‘handel vrij van overheidsbelemmeringen’ voor het eerst aangetroffen in 1851 [1]
- samenstelling van vrij en handel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijhandel | - |
verkleinwoord | vrijhandeltje | - |
de vrijhandel m
- (handel) vrije handel
1.
- Het woord vrijhandel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vrijhandel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vrijhandel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be