voordelig
Uiterlijk
- voor·de·lig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | voordelig | voordeliger | voordeligst |
verbogen | voordelige | voordeligere | voordeligste |
partitief | voordeligs | voordeligers | - |
voordelig
- een voordeel gevend, met name geldelijk
- Deze uitverkoop maakte de aankoop een stuk voordeliger.
- ▸ Hij had stad en land afgestruind om zo voordelig mogelijk een lichtgewicht uitrusting bij elkaar te scharrelen.[1]
1. een voordeel gevend, met name geldelijk
- Het woord voordelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voordelig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be