voordelig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·de·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen voordelig voordeliger voordeligst
verbogen voordelige voordeligere voordeligste
partitief voordeligs voordeligers -

Bijvoeglijk naamwoord

voordelig

  1. een voordeel gevend, met name geldelijk
    • Deze uitverkoop maakte de aankoop een stuk voordeliger. 
     Hij had stad en land afgestruind om zo voordelig mogelijk een lichtgewicht uitrusting bij elkaar te scharrelen.[1]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be