vogelhuis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vo·gel·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vogel en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vogelhuis | vogelhuizen |
verkleinwoord | vogelhuisje | vogelhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
het vogelhuis o
- voederplaats voor volgels vaak vogelhuisje genoemd
- door mensen gemaakte plaats waar vogels kunnen nestelen
- een groter bouwwerk waarin de volgens gevangen zitten, volière
- Ook kan een bezoek worden gebracht aan de keukens van o.a. het reptielenhuis, vogelhuis en het kleine zoogdierenhuis. [1]
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord vogelhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ NRC 15 april 1999