visman
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visman | vismannen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de visman m
- (beroep) iemand die vis verkoopt
- In dit doolhof vind je souvenirstandjes, maar ook kleermakers die voor hun winkeltje in de weer zijn met naald en draad, de visman die pronkt met zijn verse vis en oude kruidenmannetjes die verse pepers aan de man proberen te brengen. [2]
- (mythologie) een man die eerste een vis was
- Hij lijkt ook met zijn baard en zwarte ogen sprekend op de tekening van de Visman, in het boek vol met sagen en legendes van het eiland. Volgens het verhaal komt een man die eerst vis was, aan land om hoop en verwondering te brengen. [3]
Synoniemen
- [1] vishandelaar, visboer, visverkoper
Gangbaarheid
- Het woord visman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visman" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf ELINE DOLDERSUM 19 feb. 2014 Authentiek Djerba
- ↑ De Telegraaf JOLANDA JANSSEN 17 jan. 2014 Hoop en verwondering
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Mythologie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 85 %
- Prevalentie Vlaanderen 83 %