visman

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] visman in Deventer
Uitspraak
Woordafbreking
  • vis·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord visman vismannen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vismanm

  1. (beroep) iemand die vis verkoopt
    • In dit doolhof vind je souvenirstandjes, maar ook kleermakers die voor hun winkeltje in de weer zijn met naald en draad, de visman die pronkt met zijn verse vis en oude kruidenmannetjes die verse pepers aan de man proberen te brengen. [2] 
  2. (mythologie) een man die eerste een vis was
    • Hij lijkt ook met zijn baard en zwarte ogen sprekend op de tekening van de Visman, in het boek vol met sagen en legendes van het eiland. Volgens het verhaal komt een man die eerst vis was, aan land om hoop en verwondering te brengen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf ELINE DOLDERSUM 19 feb. 2014 Authentiek Djerba
  3. De Telegraaf JOLANDA JANSSEN 17 jan. 2014 Hoop en verwondering
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be