violier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·o·lier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord violier violieren
verkleinwoord violiertje violiertjes

Zelfstandig naamwoord

violier v / m [2]

  1. (plantkunde) verschillende plantensoorten, zoals: Malcolmia maritima op Wikispecies, zeeviolier, Matthiola incana op Wikispecies, zomerviolier, Matthiola longipetala op Wikispecies, avondviolier, Hottonia palustris op Wikispecies, waterviolier
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen