verkaveling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

verkaveling in Nederland
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ka·ve·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verkaveling verkavelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verkavelingv

  1. (aardrijkskunde) (landbouw) de manier waarop land in stukken is verdeeld
    • De ligging van Stakenbeek is volgens wethouder Alida Renkema nu juist een pluspunt. „Dicht bij het spoor en dicht bij het gezondheidscentrum. Ook WBO Wonen doet volop mee in Berghuizen.” Het nadenken over de verkaveling van fase 2 van de Stakenbeek kan beginnen.[2] 
  2. (figuurlijk) de manier waarop een groter geheel in scherp afgegrensde delen is verdeeld
    • Laten we de stelling omdraaien: onderwijs schept inzicht - en niet alleen bij de student, maar ook bij de docent. In een tijd van vergaande wetenschappelijke verkaveling durf ik te stellen dat het de curricula van opleidingen zijn, meer nog dan wetenschappelijke publicaties, die eenheid bieden aan een versplinterd kennislandschap.[3] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Stephan Scheper 20-AUGUSTUS-2017
  3. Volkskrant Rutger Kaput 6 april 2017,
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be