verkavelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ka·ve·len
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van kavel met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verkavelen
verkavelde
verkaveld
zwak -d volledig

Werkwoord

verkavelen [1]

  1. overgankelijk kavels maken van (te verkopen spullen)
  2. overgankelijk (landbouw) in percelen verdelen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen