vít

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /viːt/

Woordafbreking

• vít

Werkwoord

vít imperfectief  

1. vlechten

   «Dívka vila věneček z pampelišek.»

   Een meisje vlechtte een krans van paardenbloemen.

2. winden

   «vít nítě na cívky»

   een draad op een spoel winden

Vervoeging

		enkelvoud	meervoud
eerste persoon		viji / viju	vijeme
tweede persoon	informeel	viješ	vijete
	formeel	vijete
derde persoon		vije	vijí / vijou

Schrijfwijzen

• Oude schrijfwijze: víti imperfectief

Synoniemen

1. splétat, vázat
2. vinout

Gelijkklinkende woorden

• Vít mbezield
• výt

Afgeleide begrippen

• ovít
• povít
• rozvít
• uvít

Verwante begrippen

navíjet ovíjet rozvíjet rozvoj monbezield = svíjet svítek vyvíjet vývoj monbezield = zavíjet závit závoj závitek

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

Vietnamees

Zelfstandig naamwoord

vít

1. vijs, schroef: voorwerp dat wordt gebruikt om andere voorwerpen vast te zetten