Naar inhoud springen

utstyr

Uit WikiWoordenboek
  • ut·styr
  • Afkomstig uit het Nederduits
  • Zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel ut-
Naar frequentie 3620
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   utstyr     utstyret     utstyr     utstyra
utstyrene  
genitief   utstyrs     utstyrets     utstyrs     utstyras
utstyrenes  

utstyr, o

  1. uitrusting
  2. opmaak
  3. bruidsschat, uitzet

utstyr, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van utstyr
  • ut·styr
  • Afkomstig uit het Nederduits
  • Zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel ut-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   utstyr     utstyret     utstyr     utstyra  

utstyr, o

  1. uitrusting
  2. opmaak
  3. bruidsschat, uitzet

utstyr, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van utstyr