urbanisme

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ur·ba·nis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord urbanisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het urbanismeo

  1. de studie van steden en hun ecologische, economische, culturele, sociale, geografische, en bestuurlijk-politieke invloed op de omgeving
  2. voorkeur voor het stadsleven
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen