Naar inhoud springen

uitwaaien

Uit WikiWoordenboek
  • uit·waai·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitwaaien
waaide uit
woei uit
uitgewaaid
klasse 6

zwak -d
gemengd

volledig

uitwaaien [2]

  1. onovergankelijk door de wind gedoofd worden
  2. onovergankelijk zich in de wind ontplooien
  3. onovergankelijk zich opfrissen door in de wind lopen
  4. overgankelijk door waaien doven
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]