waaide uit
Uiterlijk
- Geluid: waaide uit (hulp, bestand)
- waai·de uit
| vervoeging van |
|---|
| uitwaaien |
waaide uit
- enkelvoud verleden tijd van uitwaaien
- Ik waaide uit.
- Jij waaide uit.
- Hij, zij, het waaide uit.
- Ik waaide uit.
- Het woord waaide uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.