trail

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

trail door het bos
Uitspraak
Woordafbreking
  • trail
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trail trails
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

trail

  1. smalle kronkelende weg
  2. (uitgezette toeristische) fiets- of wandelroute
    • De 73-jarige pensionado Manolo is geen anachronisme. Hij heeft een Samsung Galaxy, gebruikt gps, internet en een e-reader. Hij maakt een YouTube-filmpje om sponsors te werven voor zijn droom: in Amerika de ruim 3.500 kilometer lange ‘Trail of Tears’ aflopen, waarlangs in 1838 de Cherokees naar het westen van de VS werden gedeporteerd. Maar dan wel met zijn herdershond Zafrana en ezeltje Gorrión. [1] 
    • Zondag deed Amsterdam-Noord dienst als decor van de eerste Amsterdam Urban Trail. Meer dan 3.300 liefhebbers hadden zich ingeschreven en legden een parcours van 10 kilometer af met 18 bijzondere locaties, zoals De Ceuvel en de Tolhuistuin. [2] 
    • De Twentse Smokkel Trail, een trimloop door het buitengebied van Losser, gaat op 2 juni op herhaling. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen