torero
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- to·re·ro
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘stierenvechter’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- van het Spaans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | torero | torero's |
verkleinwoord | torerootje | torerootjes |
Zelfstandig naamwoord
Synoniemen
Vertalingen
- zie stierenvechter
Gangbaarheid
- Het woord torero staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "torero" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "torero" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ torero op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.nu.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be