toetsing
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toet·sing
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van toetsen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toetsing | toetsingen |
verkleinwoord | toetsinkje | toetsinkjes |
Zelfstandig naamwoord
- het toetsen (onderzoeken) naar waarde, juistheid, omvang, strijdigheid met iets anders etc.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord toetsing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "toetsing" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be