tjompen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tjom·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tjompen
tjompte
getjompt
zwak -t volledig

Werkwoord

tjompen

  1. ergatief met een sprong naar een andere plaats gaan
     Even aarzelde de boot, maar juist lang genoeg om de twee laatste schipbreukelingen de kans te bieden om van het levensgevaarlijke wrak, waar de stortzeën [sic!] onbelemmerd overheen sloegen, af te tjompen.[3]
  2. overgankelijk (straattaal) in water of modder laten ondergaan
     Het snotwater loopt uit mijn neus en mijn modderhand haalt sprietjes gras van mijn slapen weg en mijn knieën tjompen in de pratsj.[4]
     Verzuipers: die slachtoffers, bij verzet, in het water tjompen.[5]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 31 januari 2023 Weblink bron “Branding.” (1941), De Arbeiderspers, Amsterdam, p. 257
  4. Bronlink geraadpleegd op 31 januari 2023 Weblink bron
    Leon Gommers
    “Het uurwerk van Floor.”, 2e druk (1997), De Bezige Bij, Amsterdam, p. 72
  5. Bronlink geraadpleegd op 31 januari 2023 Weblink bron “De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel.”, 6e druk (1925), Scheltens & Giltay, Amsterdam, p. 418