timmermansbaas

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  timmermansbaas    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• tim·mer·mans·baas

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  timmerman zn  en  baas zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	timmermansbaas	timmermansbazen
verkleinwoord	timmermansbaasje	timmermansbaasjes

Zelfstandig naamwoord

de timmermansbaas m

1. (beroep) leidinggevende timmerman

   ▸ „Geen weer voor een christenmens," bromt de timmermansbaas die het toezicht heeft bij de bouw van het enige fregat dat op stapel staat.

   ▸ In en om het fregat zijn de arbeiders met woedende ijver aan de arbeid, zij hameren, zagen, kloven en kloppen en zo nu en dan gluurt de timmermansbaas schichtig over het want en kijkt belangstellend naar zijn twee machtige gebieders, die door de kleine man in de grijze rok in een paar bange, gedweeë subalternen zijn veranderd.

2. (beroep) zelfstandig werkende timmerman

Gangbaarheid

• Het woord 'timmermansbaas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.