thesis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • the·sis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘stelling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord thesis theses
thesissen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de thesisv

  1. te verdedigen, te bewijzen stelling
  2. (muziek) de neerslag bij het maatslaan
  3. (letterkunde) toondaling, niet beklemtoonde lettergreep in een versvoet
  4. proefschrift
  5. licentiaatsverhandeling, eindscriptie, scriptie
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen