temporaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tem·po·raal
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen temporaal temporaler temporaalst
verbogen temporale temporalere temporaalste
partitief temporaals temporalers -

Bijvoeglijk naamwoord

temporaal

  1. (medisch) met betrekking tot de schedelbotten aan de zijkant van het hoofd, bij de slapen. (de 'os temporale').
  2. met betrekking tot de tijd, tijdelijk ??
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen