taalgevoel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: taalgevoel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtalɣəˌvul / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈtaɫχəˌvuɫ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈtalɣəˌvul/
Woordafbreking
- taal·ge·voel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van taal en gevoel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalgevoel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het taalgevoel o
- het vermogen om het juiste gebruik van een taal aan te voelen
- Hij kon zich niet meer herinneren wat voor regel hiervoor was, maar zijn taalgevoel zei hem dat het "de groene auto" moest zijn.
- Tekstdichter Lennaert Nijgh (1945-2002) toont op het legendarische album Voor De Overlevenden van Boudewijn de Groot (1944) in Testament zijn grote verbeeldingskracht, levenswijsheid en poëtisch taalgevoel. In glasheldere zinnen vertelt hij zijn verhaal, waarin een enkel archaïsch woord - gaarne, placht - een subtiel ornament vormt. [1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het vermogen om het juiste gebruik van een taal aan te voelen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord taalgevoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Spits, FritsDe Standaards van Spits [2015] ISBN 978-90-245-6871-0 pagina 50