strippen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strip·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
strippen
stripte
gestript
zwak -t volledig

Werkwoord

strippen

  1. inergatief het zich ontdoen van alle kleding die het lichaam bedekt
    • Omdat ze dronken was, begon ze zomaar op de bar te strippen. 
  2. overgankelijk ontdoen van het overtollige door het af te trekken
  3. in de dierindustrie dieren (zoals vissen) levend zonder verdoving opengesnijden om de organen en het bloed van het dier te verwijderen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de strippenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord strip

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Duits

Werkwoord

strippen

  1. strippen