stortvloed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Stortvloed verandert een rustige rivier in een kolkende massa
Uitspraak
Woordafbreking
  • stort·vloed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stortvloed stortvloeden
verkleinwoord stortvloedje stortvloedjes

Zelfstandig naamwoord

stortvloed m [1]

  1. een (tijdelijke) situatie waarbij laaggelegen gebieden overstromen
    • Er was een stortvloed van water dat in één keer door het riool moest worden verwerkt. 
  2. (figuurlijk) sterke toevloed van iets
    • Door de uitverkoop was er een storvloed van op koopjes beluste klanten in de winkel. 
    • Bij alle verontrustende berichten uit de Verenigde Staten keerden de afgelopen weken mijn gedachten toch vaak terug naar de nieuwjaarstweet van minister Van der Steur en vooral naar de reacties die deze in de politie losmaakte. De minister bedankte de mannen en vrouwen die de voorafgaande nacht in dienst waren geweest en kreeg per omgaande de boodschap zijn mond te houden, gevolgd door een digitale stortvloed aan verwensingen. Hij leek flink geschrokken van alle op de werkvloer levende frustratie en onvrede. [2] 
     Directeur Curtholmen leek ook ontevreden te zijn, omdat de stortvloed van beledigingen waarmee de tegenpartij hem had overladen niet weersproken zou worden.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Guus Meershoek 20 februari 2017
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be