stokkerig
- stok·ke·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stokkerig | stokkeriger | stokkerigst |
verbogen | stokkerige | stokkerigere | stokkerigste |
partitief | stokkerigs | stokkerigers | - |
stokkerig [1]
- lijkend op een dunne stok
- ‘De grove, harige handen liggen groot en grijperig neer, maar de stokkerig-dunne polzen lachen (?) met den grooten werkwil er van, even als de magere beenen zonder kuiten in de sjokkerige, vale kousen. [2]
- onhandig, houterig, stijf
- hard
- Het woord stokkerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stokkerig" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia (1902)– [tijdschrift] Gids, De Driemaandelijksch letterkundig overzicht.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be