stagiair
Uiterlijk
- sta·gi·air
- van Frans stagiaire, in de betekenis van ‘die een stage doormaakt’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stagiair | stagiairs |
verkleinwoord | - | - |
de stagiair m
- (beroep) (onderwijs) iemand die een tijd in een bedrijf praktisch gaat werken (stage gaat lopen) als onderdeel van zijn of haar opleiding
- mannelijke vorm van stagiaire
- Het woord stagiair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stagiair" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ stagiair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "stagiair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %